FAIRFAX
(FAIRFACKS, FAREFAX, FEARFAX, FERFAX, FURFAX, FURFACKS, FAREFACKS, FEARFACKS)
Deze "Engelse" achternaam Fairfax werd voor het eerst teruggevonden in Northumberland, waar de naam werd afgeleid van de Angelsaksische woorden "foegr" en "feax" die gezamenlijk 'blond' betekenden. De echte oude familie van Fairfax wordt verondersteld van Saksische afkomst te zijn. Ze verbleven tijdens de Normandische verovering in Torcester in Northumberland. Maar er is ook een Yorkshire-tak: in 1205 woonde een zekere Richard Fairfax op de landeigendommen van Ascahm, niet ver van de stad York. Hij zou de bewezen stamvader van de familie zijn. Zijn kleinzoon kocht de Manor van Walton in West Riding, die bijna zeshonderd jaar in familie-eigendom bleef.  De kerk van Gilling bevat een gewelf van de familie Fairfax.
De naam komt weinig voor in Schotland.

 

FARLANE
Zie "MacFARLANE".



FARQUHAR
(FARQUHARSON)
Gerelateerd met de "Cumming"- en de "Chattan"-clans.
Farquhar is afgeleid van het oude Keltische “fearchar’, dat “dierbare” betekent.
Het was een populaire Keltische voornaam, die in het middeleeuwse Schotland bijna overal terug te vinden was.  Als achternaam vind je de naam meer terug onder de vorm Farquharson.  Een veertiende-eeuwse strijder, met de naam Fearchar Shaw,  bracht zijn familienaam in verband met de MacIntosh leiders en legde de basis voor een dynastie met de naam Farquharson, waarvan de nakomelingen zich verspreidden over Angus en Mar, waar de naam nu nog steeds voorkomt.  Bijzonder bekend zijn de Farquharsons van Invercauld en eertijds die van Balmoral, die hun landgoeden verkochten aan Koningin Victoria.
Gecombineerd met het voorzetsel “Mac”, wordt Farquhar “McKerchar”, een Perthshirenaam.  De samentrekking “Kerracher” bestaat ook.

  

FERGUSSON
(FERGUSON)
Aanvankelijk waren de Schotten een Keltisch sprekend vbolk, die de zuidwestelijke hooglanden begonnen te bevolken vanuit Ierland vanaf het jaar 500.  De eerst bekend nederzetting werd opgericht door de genaamde Fergus Mor, die met meer enthousiasme dan nauwkeurigheid wordt aanzien als de oprichter van de Schotse monarchie, maar geen enkele Fergusson clan stamt van hem af.  Wat feitelijk gebeurde was dat de voornaam Fergus (wat “beste keuze” betekent), grote bekendheid en prestige verwierf, zowel in Schotland als in Ierland, zodat vele families van verschillende oorsprong de achternaam Fergusson gingen dragen.  Misschien is de meestbekende wel deze van Ayrshire, wiens voorvaders door Koning Robert the Bruce de gronden van Kilkerran toebedeeld kregen.
De hooglandzonen van Fergus waren bekend als “MacFhearghas”


FLEMING
Tussen de meest welgekomen immigranten van Schotland in de vroege Middeleeuwen, voornamelijk door de stimulans van de wolhandel, waren er zeer vele Vlamingen.  In de Engelse taal waren deze “mensen van Flanders” de “Flemings”, de Vlaanderaars.
De Vlaamse handelaars kwamen graag naar Schotland omdat ze in 1155 door Hendrik de Tweede van Engeland verjaagd werden uit Engeland.  Maar niet alle Vlaamse immigranten kozen voor de naam “Fleming”.  Een Vlaamse familie verkreeg de landerijen van Innes in Aberdeenshire en nam de naam van de eigendom “Innes” als familienaam.  Een andere Vlaamse familie verkreeg de gronden van Douglas Water en ook hier weer namen de afstammelingen de naam van de eigendom, Douglas, aan.  Weer een andere familie vestigde zich in Fife en nam de naam “Young” aan.  Velen onder hen verkozen toch “Fleming” als familienaam, zodat deze naam zich vandaag tussen de honderd meest frequente Schotse familienamen situeert.

 

FLETCHER
Het woord “fléchier” betekent in het Oud-Frans “iemand die bogen vervaardigt”.  De beroepsnaam Fletcher was bekend in heel Brittannië.  Handel in bogen bestond er overal, ook in de Hooglanden.  Het Keltische woord is "fleisdear", waar de achternaam Mac an Fhleistear van af komt, nadien verengelst naar Fletcher.  De Fletchers van Glenlyon waren de erfgerechtigde bogenfabrikanten voor de MacGregors. 
Er is nog een totaal verschillende handel, die ook de oorsprong is van een achternaam, namelijk van de naam "Flesher" (de gebruikelijk naam voor slager in Schotland).  Slachten van dieren moet een zeer bedrijvig beroep zijn geweest in Schotland.  Nog een afgeleide van dit beroep is de niet veel gebruikte naam "Butcher".  Dit is niet te verwarren met de naam "Butchart", die afgeleid is van het Franse woord "bouchard", wat "flesontkurker" betekent.  In de Schotse archieven van de zeventiende eeuw werden de namen Fletcher en Flesher hopeloos veel verward met mekaar, waardoor een Fletcher door taalkundige logica alleen niet kan zeggen of zijn voorvaderen bogenmakers, dan wel slagers waren, of Keltisch-, of Engelssprekend.


FORBES
(FORDUN, FORDYCE, FETTERCAIRN)
Tegenwoordig is er een gevaarlijke moderne tendens om deze naam uit te spreken als "Fawbs".  De juiste tweelettergrepige vertaling is geïllustreerd door een zekere Tom Forbes, die zich inlijfde bij het Franse leger onder de naam "Fort Bays".
De naam is afkomstig van de landgoeden van Forbes in Aberdeenshire en houdt het plaatsnaamonderdeel fothair, wat woud betekent, levendig.  In het Keltisch werd dit "for" of "fetter" (Fordun, Fordyce, Fettercairn).  Forsyth is verschillend; deze naam is afgeleid van de Keltische naam "fear-sith", wat "man van de vrede" betekent.  De naam moet uitgesproken worden met de nadruk op de tweede lettergreep.
Forbes was en is de naam van een zeer bekende clan uit Aberdeenshire, die eigendommen beheerde in Strathdon, lang voor de familie een baronie werd in 1271.  Alexander Forbes werd in de adelstand verheven door James de Eerste.  Zijn afstammelingen vormden andere dynastieke afdelingen van de clan in verschillende delen van het Noordoosten, met inbegrip van Pitsligo, Culloden, Craigievar en Monymusk.  Als protestanten waren de Forbes constante rivalen van hun almachtige buren, de Gordons.


FORRESTER
(FORESTER, FORREST, FORSTER, FOSTER, FORRESTOR)
De achternaam van Forrester werd ongetwijfeld aangenomen door iemand die in of nabij een bos woonde, of misschien in het bosgebied werkte. Het Midden-Engelse woord "bos" verwijst specifiek naar een door de wet gereserveerd bosgebied als jachtgebied voor de koning of zijn edelen. Ongetwijfeld zou Forrester als achternaam onafhankelijk in verschillende delen van Groot-Brittannië zijn verschenen.
De achternaam Forrester werd voor het eerst teruggevonden in Northumberland, maar vroege archieven omvatten John Forester, vermeld in de Pipe Rolls of Surrey van 1183 en Richard le Forester vermeld in de Feet of Fines of Essex in 1240.
De Hundredorum Rolls van 1273 omvatten: Petrus Forestarius, Jordan le Forester en Nicholas le Forester. Er was ook een Shropshire-familie met deze naam, die de voogdij over een deel van het Wrekin-bos had. Een vroeg archiefstuk van deze familie vermeldt een Hugh Forester als getuige 1187.

FORSYTH
(FORSYTHE, FORSEYTH, FORSY, FOURSIDES)
De Picten uit het oude Schotland waren de stam van de voorouders van de Forsyth-familie. De naam Forsyth is afgeleid van de oude Gaelische persoonlijke naam "Fearsithe", wat "man van vrede" betekent. Sommige geregistreerde voorbeelden van de achternaam Forsyth suggereren echter dat het af en toe een lokale naam is die is afgeleid van de woonplaats een plaats met de naam Forsythe.
De achternaam Forsyth werd voor het eerst teruggevonden in Stirlingshire, waar de familie haar zetel had sinds vroege tijden, sommigen zeggen ruim vóór de Normandische verovering en de aankomst van Hertog William in Hastings in 1066 na Christus.


FOULIS
(FOWLIE, FOWLEY, FOWLIS, FOULIS)
In de Schotse geschiedenis gaan weinig namen verder terug dan Foulis, wiens voorouders tot de clans van de oude Pictische behoorden. De voorouders van de familie Foulis woonden in een plaats genaamd "Foulzie" in de Parish (parochie) van koning Edward in het graafschap Aberdeen. De achternaam Foulis behoort tot de categorie bewoningsnamen, die zijn afgeleid van reeds bestaande namen voor steden, dorpen, parochies of boerderijen.
De achternaam Foulis werd voor het eerst gevonden in de plaats Foulzie in Aberdeenshire (Gaelic: Siorrachd Obar Dheathain), een historische provincie en het huidige Council Area van Aberdeen. James Fowlie werd vermeld in Bartholl Chapell in 1741. Verder naar het zuiden in Greenhow in North Riding (Yorkshire) had de familie Foulis haar zetel tijdens het bewind van James I. Oorspronkelijk was dit in eigendom van de D'Arcys, maar die familie had het land verloren tijdens het bewind van Henry VIII toen het werd ingepalmd de kroon.
In de buurt, in Ingleby-Greenhow, kocht de familie Foulis het land van de Eures. Uit deze tak werd Henry Foulis, historicus en geestelijke, geboren in het herenhuis van Ingleby in het midden van de 17e eeuw. De Parish is nu bijna uitsluitend eigendom van Sir William Foulis. 


FRASER
De verleiding bestaat om aan te nemen dat deze typische Hooglandclan een zeer oude en mythische oorsprong heeft, met eigendommen die al gemeenschappelijk bezit van dit geslacht zijn sinds de prehistorie, met hand en tand verdedigd tegen alle indringers.
Maar in feite heeft het merendeel van de meest bekende Hooglandclans een totaal andere oorsprong.  De vroege Schotse koningen zouden landerijen geschonken hebben aan Normandische en Vlaamse avonturiers uit het zuiden en onder het bewind van Malcolm de Vierde werd de politiek van het vervangen van oproerige en ontrouwe Keltische clanschiefs door engelstalige opvolgers ten top gedreven.  Aan het einde van de twaalfde eeuw werd bijna het hele ontginbare Schotland beheerd door feodale heren, die bepaalde verplichtingen hadden (onder andere militaire dienst) ten opzichte van de vorst.
In die tijd moest elke landeigenaar verpachten aan zijn naaste familie, die dit proces weer  verderzetten naar de eigen afstammelingen.
Zo deed ook de Fraserclan.  Een Normandische ridder met de naam "Frizel" bracht de naam naar Schotland. Zijn afstammelingen speelden een heldhaftige rol in de veertiende eeuwse onafhankelijkheidsoorlogen (Wars of Independence).  Als beloning kregen zij landerijen in Buchan en werden zij de "Lords Saltoun", oprichters van de stad Fraserburgh ("The Broch").  Een jonge clanafdeling verwierf door huwelijken eigendommen in Rosshire en werden in de adelstand verheven; de eerst bekende naam is "Lord Lovat de Eerste".
In die tijd waren de Frasers een zuiver Gaelic sprekende Hooglandclan (in tegenstelling tot hun Gordon-buren).  Momenteel behoort de naam Fraser bij de meest voorkomende in de streek rond Inverness.  De naam kwam er waarschijnlijk nog meer voor in de achttiende eeuw, toen de clan een leger van 600 soldaten kon mobiliseren voor de slag bij Culloden (nabij Inverness).  Bij deze slag kregen de onfortuinlijke Frasers de volle laag van hun opeenvolgende belagers.

FRASER OF LOVAT
Clan Fraser of Lovat is een Schotse clan uit het Hoogland en is een tak van de Clan Fraser. De Frasers van Lovat zijn afstammelingen van een jongere broer van Sir Alexander Fraser. Het zijn de afstammelingen van Sir Alexander Fraser die de hoofdlijn vormen van de Fraser-clan. De huidige leider van de clan is Simon Fraser, de 16de Lord Lovat.
Voor de geschiedenis van de Clan vóór de Schotse onafhankelijkheidsoorlogen zie "Fraser".
De clan Fraser van Lovat erfde van Sir Simon Fraser, broer van Sir Alexander Fraser, de kamerheer van Robert the Bruce, van wie de clan Fraser afstamt. Sir Simon verwierf de Bisset Lands rond Beauly nadat hij om de hand van zijn erfgename vroeg. Hij huwde en deze landeigendommen werden de familiezetel.
Een notitie uit 1367 beschrijft Hugh Fraser als ‘Lord of Lovat en portioner van Ard’, de eerste bekende band die de Frasers hadden met het Lovat-land. Tegen 1422 hadden de Frasers van Lovat hun land uitgebreid met Stratherrick bij Loch Ness, samen met een deel van Glenelg.
Hoewel de exacte datum onzeker is, werd ergens tussen 1456 en 1464 Hugh Fraser tot Lord Lovat of Lord Fraser van Lovat verheven. Rond 1511 vestigde de 5de Lord Hugh Fraser van Lovat zijn zetel in Castle Fraser, dat nu sinds 1971 eigendom is van Historisch Schotland. Het kasteel staat er tot op de dag van vandaag nog in zijn oude glorie.
Rond het midden van de 18de eeuw was Sir Simon Fraser de 11de Lord Lovat en de derde zoon van de zevende Lord Lovat. Hij huwde de weduwe van de 10de Lord Lovat. Kasteel Fraser bleef bijna twee eeuwen zonder mannelijke erfgenaam tot in 1962 een rechtmatige erfgenaam werd gevonden na een behoorlijke zoektocht. In het voorjaar van 1962 deed de clan Fraser op het laatste moment een poging om Castle Fraser in handen van Fraser te houden, maar het plan faalde omdat de erfgenaam van Castle Fraser weigerde, omdat hij een Amerikaans staatsburger was. In het begin van de negentiende eeuw werd Beauly Castle gebouwd als de nieuwe zetel van Lord Lovat voor afstammelingen van de 11de Lord Lovat. Beauly Castle is niet langer eigendom van de clan Fraser, maar het staat er nog steeds in al zijn oorspronkelijke glorie.



FREER
(FRYER, FRIER, FRERE)
De voornaam Freer ontstond in het ijverige Vlaanderen, dat in de middeleeuwen een belangrijke handelspartner en politieke bondgenoot van Groot-Brittannië was. Als gevolg van de frequente handelsbetrekkingen tussen de Vlaamse en Engelse landen vestigden veel Vlaamse migranten zich in Groot-Brittannië. Vroeger stonden mensen slechts onder één naam bekend. Naarmate de bevolking groeide en mensen verder reisden, werd het echter steeds noodzakelijker om een ​​extra naam aan te nemen om onderscheid te maken tussen dragers met dezelfde persoonlijke naam. Beroepsachternamen werden afgeleid van de gemeenschappelijke beroepen van het middeleeuwse tijdperk. De achternaam Freer is een beroepsnaam voor een frater, wat is afgeleid van het Oud-Franse woord frere. Een frater is een geestelijk die geen (hogere) wijding heeft ontvangen (een broeder).